Een tekst voor een kind leesbaar en begrijpelijk houden vormt een hele opgave. In de achtdelige reeks het kind en de bot werden daarom daarom in de eerste plaats een aantal kwalitatieve keuzes gemaakt.

  • Elk deel begint met een korte inleiding waarin de leefwereld van het kind en de bot wordt gekarakteriseerd.
  • De tekst is verrijkt met illustraties. Deze ondersteunen het verhaal, zonder het evenwel te beperken. Zo wordt heel snel duidelijk dat een bot natuurlijk een robot is, kan de lezer met eigen ogen zien wat Kwast, de reus van de herfst, allemaal uitvoert en spreekt het voor zich waarom Pat vast komt te zitten in een tunnel. Toch wordt het verhaal niet tot een stripverhaal gereduceerd. Integendeel, de illustraties alleen volstaan niet om het verhaal te begrijpen terwijl ze toch heel wat schijnbaar irrelevante details bevatten die net daarom de interesse van de lezer voor de tekst opwekken.
  • De vormgeving van de tekst heeft een aantal uniforme kenmerken:
  1. De tekst is gegroepeerd in tekstblokken die worden onderbroken door en/of aangevuld met de illustraties.
  2. Gesproken tekst (haast uitsluitend onderdeel van dialogen) wordt steeds met behulp van cursivering van verhalende tekst onderscheiden. De vermenging van dialoog en verhalende fragmenten wordt slechts geleidelijk aan complexer waardoor de relatieve overvloed aan witruimte uit de eerste boekjes verdwijnt.
  3. Hoewel de zinslengte toeneemt (zie verder) wordt er spaarzaam omgesprongen met zinnen die over meerdere regels doorlopen. Op een enkele uitzondering na komen dergelijke zinnen in de eerste vier deeltjes niet voor.
  • Ten slotte wordt de lezer ertoe aangezet zelf met de tekst aan het werk te gaan.
  1. Zo zorgt de duidelijke opdeling in verhalende fragmenten en dialogen ervoor dat vele fragmenten in principe als een toneelstukje kunnen worden nagespeeld. Dat vergt van de spelertjes een zekere mate van inlevingsvermogen – wat het begrip ten goede komt – en hier en daar een eenvoudig rekwisiet.
  2. Aan het eind van elk deel zijn een aantal opdrachten opgenomen. Ook  daarin wordt een beroep gedaan op de verbale en non-verbale creativiteit van het kind.

Naast deze kwalitatieve aanpak worden kwantitatieve middelen ingezet om in elk deeltje de leesbaarheid en begrijpelijkheid globaal onder controle te houden.

  • Meer concreet gebeurt dit aan de hand van CILT- en CLIB-scores c. q. niveaus. Voor de leesboekjes vindt U deze hieronder naast de klassieke AVI-scores en de daarmee gepaard gaande AVI-oud-niveaus.
Deze scores werden berekend met eigen software en met behulp van de online Readability Demo van de Onderzoeksgroep LT³ van de UGent.

  • De scores zijn gebaseerd op een aantal onderliggende determinanten, met name het aantal lettergrepen per woord, het aantal woorden per zin, het aantal letters per woord, de proportie unieke woorden in het totale aantal woorden en de proportie zogenaamd hoogfrequente woorden in het totale aantal woorden.
    Ook deze partiële kenmerken werden expliciet onder controle gehouden. Op elk van deze deelterreinen worden de boekjes bijgevolg geleidelijk aan moeilijker. Dat blijkt uit onderstaande tabel.
Deze scores werden berekend met eigen software en met behulp van de online Readability Demo van de Onderzoeksgroep LT³ van de UGent.
  • Ten slotte neemt het aantal woorden toe van een kleine duizend naar ruim tweeduizend, het aantal verschillende woorden gaat van 220 naar 720 en het aantal zinnen van 255 naar 318, steeds gespreid over 23 tot 25 bladzijden (A5-formaat).
Deze scores werden berekend met eigen software en met behulp van de online Readability Demo van de Onderzoeksgroep LT³ van de UGent.